-
1 nurse
n. zuster, verpleegster--------v. aan de borst zijn; verplegen, verzorgen; zogen, borstvoeding gevennurse1[ nə:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verpleegster/pleger ⇒ verpleegkundige3 voedster♦voorbeelden:1 male nurse • verpleger, ziekenbroederregistered nurse • verpleegkundige met staatsdiplomanurse! • zuster!————————nurse22 min zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:5 nurse a grievance/grudge against someone • een grief/wrok tegen iemand koesterennurse plants • planten met zorg omgeven/koesteren -
2 breast-feed
-
3 lactation
n. lactatie (melkafscheiding, borstvoeding geven)[ lækteesjn] -
4 sein
sein [sẽ]〈m.〉♦voorbeelden:nourrir au sein • borstvoeding geven aan3 le sein de l'Eglise, de la terre • de schoot der kerk, der aardeau sein de • te midden van, midden in; in het kader vanau sein de la famille • in de familiekringm1) borst2) boezem3) hart, binnenste -
5 nourrir au sein
nourrir au sein -
6 breast-feeding
borstvoeding (de baby moedermelk geven) -
7 allaitement
allaitement [aaletmã]〈m.〉1 (het) voeden ⇒ (het) de borst geven, (het) zogen♦voorbeelden:allaitement au sein • borstvoeding
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский